Even serieus nu. De Belgische magistratuur is sinds 1830 altijd zeer correct, objectief, rechtvaardig en efficiënt geweest. Ze geniet wijd en zijd een onberispelijke reputatie. Om die te bewaren werd het ambt van vader op zoon doorgegeven. Omdat excellente magistraten nu eenmaal uit excellente magistraten geboren worden. Dat is algemeen geweten. Problemen ontstonden pas toen zogenaamde progressieve krachten het maatschappelijk noodzakelijke nepotisme begonnen in twijfel te trekken. Plots ontstond het waanzinnige idee dat ook de gewone man recht en rechtvaardigheid…
Niet ingelogd - Plus artikel - log in of neem een gratis maandabonnement
Uw Abonnement is (bijna) verlopen
Uw (proef)abonnement is verlopen (of uw browser weet nog niet van de vernieuwing)
Even serieus nu. De Belgische magistratuur is sinds 1830 altijd zeer correct, objectief, rechtvaardig en efficiënt geweest. Ze geniet wijd en zijd een onberispelijke reputatie. Om die te bewaren werd het ambt van vader op zoon doorgegeven. Omdat excellente magistraten nu eenmaal uit excellente magistraten geboren worden. Dat is algemeen geweten.
Problemen ontstonden pas toen zogenaamde progressieve krachten het maatschappelijk noodzakelijke nepotisme begonnen in twijfel te trekken. Plots ontstond het waanzinnige idee dat ook de gewone man recht en rechtvaardigheid kan doorgronden. Hoe komen ze er toch bij?
Rechtgeaarde magistraten werden verplicht om hun kinderen de examenvragen toe te spelen om de verderfelijke democratisering van justitie te counteren. Tot op vandaag. Iets wat hen uiteraard zeer tegen de borst stootte, maar liever die kleine wandaad dan het land in handen te laten vallen van – zoals moeder De Croo het destijds zo treffend formuleerde – ‘slagerszonen’. ‘Niks tegen beenhouwers, maar enfin, af en toe tonen ze toch dat ze geen manieren hebben, hé’, nuanceerde ze die uitspraak nog geruststellend. Mama Françoise Desguin baarde niet toevallig een Belgische premier.
Nu iets minder serieus: Paul Van Tigchelt, VLD-hoop in bange verkiezingsdagen, werd niet geschud uit een toga met hermelijn en een wetboek. Hij is de zoon van – God verbiede, Françoise – een bakker. Hij kan er dus niet verdacht van worden om de examenvragen op voorhand gekregen te hebben. En toch slaagde Paul in het magistratenexamen. Daar kan maar één verklaring voor zijn: hij moet de dag van het examen verdomd goede croissantjes en ‘petit foerkes’ hebben meegebracht om die mensen te overtuigen.
Want laat ons het palmares van de man eens van naderbij bekijken. In het kader van een geloofwaardige justitie zwoer hij de dure eed om straffen onder de drie jaar uit te voeren. De overvolle gevangenissen raakten daardoor nog overvoller. ‘Maar een woord is een woord’, sprak de minister. En hij liet andere, zwaarder gestrafte gevangenen permanent op verlof gaan. Die laatsten prevelden nog iets à la ‘en de geloofwaardigheid van mijn straf, dan?’, maar Paul is er de man niet naar om met criminelen en cipiers te onderhandelen. ‘Naar huis is naar huis!’
Deze week kwam dan het goede nieuws dat de bouw van een gloednieuwe gevangenis in Antwerpen vlot verloopt. ‘Een stap vooruit in de strijd tegen de overbevolking’, denk je dan als brave burger. Niet met deze minister van Justitie! Van Tigchelt besloot prompt om de gevangenis in Hoogstraten te sluiten om de overbevolking in stand te houden. ‘Te veel plaats, daar worden ze maar eenzaam van’, oordeelde Paul, ‘en dat is niet menselijk’.
Volgt u nog?
Maar binnen Vivaldi laten ze Paul vooral zijn gangen gaan. Hij is ook zo schattig met die opgestroopte mouwtjes. Alleen Frank Vandenbroucke floot hem één keer terug. De pretbederver.
Paul had het puike plan opgevat om ‘onverbeterlijke verkeerscriminelen’ een werkstraf te geven op de spoedafdeling van ziekenhuizen. Hij zou daar eens een mooie omzendbrief voor schrijven. Kwestie van die mannen eens te laten zien wat voor onheil ze aanrichten met hun zatte kop.
Alleen waren ze er op die spoedafdelingen niet van overtuigd dat die zatte koppen nuttig zijn bij het levensreddend werk dat ze daar doen. Ze zouden eerder in de weg lopen. Daar hebben ze natuurlijk een punt. Je wil niet dat zo’n werkgestrafte boven een operatietafel komt staan om de lever te reanimeren. Nee, als je mensen veilig wil laten zien wat voor onheil zatte mensen kunnen aanrichten, kan je ze beter een werkstraf geven in de koffiekamer van het parlement. En dus zei meester Frank: ‘Je bent een flinke jongen, Paul, maar dat gaan we niet doen’.
Of dat had Frank willen zeggen, als hij de kans had gekregen. Paul zelf had intussen al een nieuw briljant plan. Naar Marokko deze keer. Weliswaar onder begeleiding van premier De Croo en de halve regering; om accidenten te voorkomen. Ze zouden die rakkertjes van de Marokkaanse regering er eens van overtuigen om al hun criminelen en illegalen die in België wortel hebben geschoten, terug binnen te pakken. Om de gevangenissen wat te ontlasten, weet u nog?
Geld
De Croo onderhandelde over dat dossier liever zelf. Kwestie van de kiezer te overtuigen dat hij migratie wél een belangrijk verkiezingsthema vindt. ‘Geen zorgen, Alex, dat komt allemaal in orde’, zei de joviale Marokkaanse premier, ‘onze gevangenissen zitten ook overvol en zijn ook mensonterend, maar zoals we geleerd hebben van onze democratische, menslievende Belgische broeders: er kan nog altijd eentje bij. En anders laten we ze lopen. Als het werkt voor jullie, werkt het voor ons. Maar had jij ook niet wat geld voor ons, Alexander? Wat verstop je achter je rug?’.
En dat had De Croo. Geld en expertise in de vorm van een inderhaast samen gegooide handelsdelegatie . De Marokkanen rekenen namelijk op de Belgen om voor het WK 2030 een mooi voetbalveld aan te leggen, compleet met verlichting. Dat werd dan geruild voor een informeel ‘komt in de sacoche’ van Marokko. Alexander keerde terug als de triomferende migratieheld. Iedereen blij?
Bijna iedereen. Paul had namelijk nóg een plannetje. Zodra de meegereisde Annelies Verlinden – die op Paul moest passen – haar neus was gaan poederen, sloop onze minister van Justitie binnen bij zijn Marokkaanse collega. ‘Zeg vriend, kunnen we niks regelen om al uw criminele landgenoten die in België iets mispeuterd hebben naar ons te sturen’, vroeg hij. ‘Maar mister Paul, ik dacht dat uw gevangenissen overvol zaten? Zijt ge zeker’, stotterde de excellentie. Paul glimlachte breed, fronste zijn voorhoofd tot er geen speld meer tussen kon en sprak: ‘Zo zeker als de kleine van een magistraat met de examenvragen op zak. Ge moet niet alles geloven wat de vakbonden zeggen!’
Er was veel jolijt op de vlucht terug naar Brussel.